maandag 12 januari 2015

Henk Hofland. Geert Mak. Hubert Smeets en Charlie Hebdo 5



Men zou verwachten van een journalist die in 2004 met zijn bestseller In Europa de plank zo faliekant missloeg dat deze vakbroeder zich naderhand wat bescheidener opstelde.  Immers na eerst te hebben gesteld dat alles in de EU pico bello was, moest hij zich in 2011 verbijsterd afvragen: 'Hoe zijn we zo plotseling in deze nachtmerrie terechtgekomen?' Bovendien werd hij genadeloos afgeserveerd in een kritiek van de belezen recensent Michael Zeeman die zich stoorde aan het 'weke sentiment' in Geert Mak's boeken. Als boekbespreker had Zeeman Mak's ultieme bestseller De eeuw van mijn vader gekwalificeerd als 'voer voor debielen,' hetgeen een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat '[z]elden Nederlandse lezers een boek zo snel in het hart hebben gesloten als De eeuw van mijn vader,' zoals te lezen valt op Mak's eigen website. 

Maar omdat bij Mak kwantiteit boven kwaliteit gaat, bleek de verwachting onjuist. In 2012, het jaar waarin hij plotseling tot de ontdekking kwam dat het eerder door hem zo bejubelde 'Europese project als geheel nu al zwaar beschadigd [is],' verscheen zijn met evenveel foutieve stelligheden geschreven bestseller over de Verenigde Staten, met als titel Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika (2012). Wederom een dikke pil vol ditjes en datjes, die onmiddellijk door vriend en Volkskrant-opiniemaker Paul Brill werd geprezen als ‘een monumentaal boek,’ dat ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van Nobelprijswinnaar John Steinbeck's boek Travels with Charley: In Search of America (1962). In de geest van de kleinburger is alles een strijd met winnaars en verliezers. Het is wat de Duitse auteur Joachim Fest schreef: 'De moderne wereld is onverbiddelijk. Ze verdraagt het bijzondere niet.' Vanuit dezelfde provinciale blik, waarmee In Europa zo'n aanfluiting was, keek Geert Mak naar de VS, en naar Steinbeck, om vervolgens over de grote Amerikaanse auteur te concluderen:

Monterey vormt de definitieve breuk in Travels with Charley. Steinbecks eeuwig sluimerende pessimisme breekt nu ongegeneerd naar buiten… Ook Steinbeck was een doemdenker.
Pagina 409.

Cannery Row was meer dan een aantrekkelijke, vlot geschreven novelle… Het was één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven – en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek. 
Pagina 410

Zullen Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten alsnog gelijk krijgen? In 1960 sloegen ze, al hadden ze in sommige opzichten een vooruitziende blik, met hun sombere voorspellingen de plank mis. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven.
Pagina 521.

Tijdens zijn reis met Charley werd hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.
Pagina 532.

Het is niet vreemd dat een NRC-recensie stelde: 'Mak schminkt Steinbeck af,' en dat 

Helaas Mak er al snel achter[komt] dat Reizen met Charley een charmant maar gemankeerd model is om na te volgen. Steinbeck was vooral aan het jakkeren op amfetamine en vermeed eerder het contact met Amerika dan dat hij het zocht. Vele ontmoetingen onderweg zijn waarschijnlijk uit zijn dikke schrijversduim gezogen.

Allereerst is opvallend dat Mak in zijn hierboven gegeven citaten zonder bronvermelding het oordeel van de Amerikaanse auteur Bill Barich klakkeloos overnam. Barich 'who wrote Long Way Home: On the Trail of Steinbeck's America, also a retracing of Steinbeck's footsteps,'  schreef het volgende over Travels with Charley:

I'm fairly certain that Steinbeck made up most of the book. The dialogue is so wooden. Steinbeck was extremely depressed, in really bad health, and was discouraged by everyone from making the trip. He was trying to recapture his youth, the spirit of the knight-errant. But at that point he was probably incapable of interviewing ordinary people. He'd become a celebrity and was more interested in talking to Dag Hammarskjold and Adlai Stevenson. The die was probably cast long before he hit the road, and a lot of what he wrote was colored by the fact that he was so ill.

Desondanks merkte Bill Barich op:

But I still take seriously a lot of what he said about the country. His perceptions were right on the money about the death of localism, the growing homogeneity of America, the trashing of the environment. He was prescient about all that.

Maar kennelijk paste deze zienswijze niet in Mak's eind-oordeel dat bij de geoefende lezer het beeld opriep van een te 'gemankeerd model om na te volgen,' omdat een aanzienlijk deel van Travels with Charley 'uit zijn dikke schrijversduim' was 'gezogen.' Hier komen we bij de kern van de zaak. Geert Mak bedrijft journalistiek en geen literatuur, hoe graag hij dit ook zou willen. Mak is daartoe niet in staat, omdat hij te weinig verbeeldingskracht bezit. Dit is geen diskwalificatie, maar een feit. Het is tevens de reden waarom de bestseller-auteur uit Bartlehiem de Amerikaanse romanschrijver John Steinbeck niet kan volgen, zowel letterlijk als figuurlijk niet. Een romanschrijver en een journalist leven in gescheiden werelden. Een auteur schrijft voor individuen die tussen de regels door kunnen lezen, terwijl de journalist voor een zo groot mogelijke massa schrijft die elke regel letterlijk neemt. De mainstream-pers begrijpt niet dat fictie doorgaans dichter bij de waarheid komt dan een krantenverslag. De literatuur zoekt het complexe, de journalistiek daarentegen het ongecompliceerde. Het is een bekende vuistregel dat hoe simplistischer de bestseller-auteur van non-fiction te werk gaat des te groter zijn publiek is. De helaas vroeg gestorven auteur Frans Kellendonk zei met betrekking tot de pretenties van de mainstream media:

Het realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.

Dit is des te gevaarlijker omdat, aldus`Kellendonk, in 'de journalistiek' het alles vertekenende 'realisme' altijd

oppermachtig heerst. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid… Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.

De pretentie dat journalisten de werkelijkheid kunnen weergeven is, zoals ik uitervaring weet, gebaseerd op een leugen. De werkelijkheid is te groot, te gelaagd, te verfijnd en te gecompliceerd om die elke dag weer in kort bestek te kunnen samenvatten in een eenvoudig te verteren bericht. Flaubert had een heel boek nodig om de complexiteit van Madame Bovary te belichten, Tolstoj had Oorlog en Vrede nodig om te laten zien hoe de mens door krachten buiten hem om wordt meegesleurd. Het enige dat  de journalistiek daar tegenover kan stellen is een uiterst simplistische ideologie van goed en kwaad. Terecht stelde Kellendonk dat de 'journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn]' waarbij de 'ideologie de wereld van het uitgeschakelde denken is en de volautomatische moraal.'  Goed en Kwaad zijn op die manier bij voorbaat onwrikbaar vastgelegd, waarbij het Ik vanzelfsprekend het goede vertegenwoordigt en De Ander het kwade.

Ik geef Geert Mak in deze als voorbeeld omdat hij exemplarisch is voor de zienswijze onder  mainstream-profeten in de polder. Zo citeert hij de Amerikaanse biograaf van Steinbeck, Jay Parini, uiterst selectief, dat wil zeggen, alleen zodra het afbreuk doet aan het positieve beeld van de beroemde auteur. Daarentegen verzwijgt Mak de volgende uiteenzetting van Parini  in de in 2012 verschenen jubileum-uitgave van Travels with Charley:

Indeed, it would be a mistake to take this travelogue too literally, as Steinbeck was at heart a novelist, and he added countless touches – changing the sequence of events, elaborating on scenes, inventing dialogue – that one associates more with fiction than nonfiction.

It should be kept in mind, when reading this travelogue, that Steinbeck took liberties with the facts, inventing freely when it served his purposes, using everything in the arsenal of the novelist to make this book a readable, vivid narrative. The book remains 'true' in the way all good novels or narratives are true. That is, it provides an aesthetic vision of America at a certain time. The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary. It reflects his decades of observation and the years spent in honing his craft.

Wat van doorslaggevend belang is dus het feit dat Travels with Charley 

remains 'true' in the way all good novels or narratives are true,' sterker nog, 'The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary.' 

Met andere woorden: Steinbeck's boek is geenszins de neerslag van  een reis waarin 

hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.

Mak's bekrompen opvatting demonstreert het gebrek van de Nederlandse kleinburger aan grootsheid.  Mak is iemand die naar 'orde' zoekt, en als hij die niet vindt, naar 'hoop,' hij is een 'gelovige' die de regel lief heeft, maar niet het leven. Dit is niet vreemd. Het was Johan Huizinga die schreef:

Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt. 

En juist 'het heroïsche' van Steinbeck dat hem in staat stelde door de schijn van de Amerikaanse Droom heen te prikken 'was nothing short of extraordinary.' Achter de kunstmatig opgeworpen façade ontdekte hij al een halve eeuw voordat Geert Mak in Reizen zonder John zijn 'geheime liefde' voor 'Amerika' beleedde gapende leegte van een materialistische en agressieve cultuur die zichzelf aan het vernietigen was. Maar omdat de mainstream-opiniemaker uit de polder betoverd als hij is door de schijn, die leegte niet kan zien, kon hij ook niet tussen de regels doorlezen en stelde hij in 2012:

Zullen Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten alsnog gelijk krijgen? In 1960 sloegen ze, al hadden ze in sommige opzichten een vooruitziende blik, met hun sombere voorspellingen de plank mis. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven.

De met de Pulitzer Prijs gelauwerde John Steinbeck, die een leidraad had moeten zijn in Mak’s verhaal, werd door hem afgeschilderd als een aan 'amfetamine' verslaafde onvolwassen kerel die pas een jaar of zes voor zijn dood 

voor het eerst ongenadig geconfronteerd [werd] met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten.

Men dient zelf een groot mens te zijn om een groot mens te kunnen herkennen. Het is Mak niet gelukt. Volgens hem kon hijzelf ‘zeker tegen het eind’ van Reizen zonder John zowel het boek als zichzelf ‘moeilijk in toom houden.’ Dat zou een reden kunnen zijn waarom hij Steinbeck's integriteit op zo'n kleinburgerlijke manier probeert te schenden, maar de oorzaak van dit alles is, denk ik, dat de journalist in hem geen criterium bezit om de grootsheid van een echte schrijver te kunnen ontdekken. Voor hem zijn kunstenaars ‘te egotripperig’ in het geval van Kerouac, of bij Steinbeck ‘een doemdenker,’ wiens pessimisme een afwijzing van Grootse Levensdoelen’ was en ‘buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans.’ En wat die 'Grootse Levensdoelen' betreft, men hoeft maar het nieuws te volgen en men weet over welke agressieve 'Levensdoelen'  Mak het in feite heeft. Die agressie, het gewelddadig streven naar handhaving van de hegemonie, noemt hij 'Groots.' Het ironische is dat Mak's poging Steinbeck te ontmaskeren alleen maar leidt tot zijn eigen demasqué. Ik lees liever een alcoholistische, pep-slikkende mafkees dan een kopjes thee drinkende burgerman die in een comfortable SUV het Donald Duck-Amerika van zijn kinderjaren zoekt.


Vijftien jaar na het verschijnen van Travels with Charley, in 1977, schreef een andere bekende Amerikaanse auteur, Henry Miller, het essay A Nation of Lunatics, waarin nog eens duidelijk wordt wat Steinbeck eerder al had ontdekt:

In two short centuries we are practically going down the drain. Ausgespielt! No one is going to mourn our passing, not even those we helped to survive. In the brief span of our history we managed to poison the world. We poisoned it with our ideas of progress, efficiency, mechanization. We made robots of our stalwart pioneers. We dehumanized the world we live in… It seems as if we were conceived in violence and hatred, as if we were born to plunder, rape and murder. Our history books gloss over the cruelties and abominations, the immoral behavior of our leaders... 

They name it a republic and a democracy, but it never was and is not even one now. A few patrician, wealthy families control the government of these states… Indeed, for all our talk of progress, we are just as narrow-minded, prejudiced, blood-thirsty as ever we were. Just look at the military situation – the Pentagon! – is enough to give one the shivers. The last war – Vietnam – what foul doings! Tamerlane and Attila are nothing compared to our latter-day monsters armed with nuclear weapons, napalm, etc. If Hitler subsidized genocide, what about us? We have been practicing genocide from our very inception! That goes for Indian, Negro, Mexican, anyone… And we wonder why, as a nation, as a people, we are falling apart… In short, how to survive in an age of barbarism such as ours… 

We have plenty of money for bombers, submarines, warheads, for all that is destructive, but not for culture, not for education, or for relief of the poor. What a thing to say of the supposedly greatest nation in the world that thousands of our poor are content to live on dog and cat food. I say thousands, but for all I know it may be millions… The cream, so-called, of society is just as criminal-minded as the dregs… In Roman times it were the emperors and patricians who were pathological. Today in America it is the citizenry… Money indeed is the only thing that talks. All the rest is mute. All the rest watch unblinkingly while one atrocity after another is perpetrated. To speak of the public is to speak of the unacknowledged Sphinx. It hears nothing, sees nothing, smells nothing, says nothing. And all the while it gives off a vile odor – not the odor of sanctity, as in ancient times, but the odor of neutrality, of indifference… 

And only that Democrat or that Republican stands a chance who is a ‘friend’ not of the people but of vested ‘interests.’ Millions of dollars are spent to elect a fool or knave – in any case, a willing puppet. And this is styled a democratic form of government… He is but a pawn in the hands of the various greedy, blood-sucking interests… For all their woes and misery, our people have been thoroughly brainwashed to accept and endure any conditions imposed on them… Our foreign policy has always been a disgrace… Always the first, the best, the greatest, the biggest, the mostest. Here superlatives have lost all value… The streak of Puritanism in us is ineradicable… 

There are many, many ways of preventing the truth from coming out. And of squelching unwelcome views of a writer or thinker… In a sense, censorship is with us always. The men in power know how to protect themselves… If I look upon our history as a total flop, I could say the same about most civilized countries… Of all the civilized peoples in the world I regard the American as the most restless, the most unsatisfied, the idiot who thinks he can change the world into his own image of it. In the process of making the world better, as he foolishly imagines, he is poisoning, destroying it.

Maar over deze dissidente visie zwijgt Mak. Miller's werk is niet door Mak gelezen. Begrijpelijk, want ook deze Amerikaanse schrijver zal, net als Steinbeck, door Mak worden afgeschreven als een ‘ongegeneerde… doemdenker.’ En 'doemdenken' is niet goed voor de oplage van Reizen zonder John. Zodoende is Mak als opiniemaker een schoolvoorbeeld van de mainstream, de massa die door de macht als een kudde naar de afgrond wordt gedreven. Het spreekt voor zich dat dit geheel natuurlijk voltrekt binnen het kader van de mensenrechten, de beschaving én, vooral niet vergeten, de 'democratie,' want eerlijk is eerlijk, bescheidenheid kent de 'vrije pers' niet. Ik bedoel, iemand die het presteert om in minder dan een decennium twee vuistdikke boeken bij elkaar te schrijven, één over héél Europa en één over héél de VS schaamt zich niet voor de erbarmelijke kwaliteit ervan. Voor introspectie heeft hij geen tijd. 

Opvallend aan Reizen zonder John is dat in het register de CIA en één van de 16 andere Amerikaanse inlichtingendiensten, niet worden genoemd. Daardoor kon Mak met de air van een deskundige melden dat de VS na 1945 'decennialang als ordebewaker en politieagent' heeft gefungeerd 'om maar te zwijgen van alle hulp die het uitdeelde.' Gezien het feit dat hij in de polder doorgaat voor een betrouwbare opiniemaker is deze bewering ronduit misdadig. Maar liefst 575 pagina's lang 'Op zoek naar Amerika' te zijn, zonder ook maar één keer de CIA te vermelden, is een prestatie van formaat. Het is zeker geen verrassing dat de rechtse Volkskrant-opiniemaker Paul Brill de publicatie van zijn vriend en oud-collega van de De Groene Amsterdammer onmiddellijk aanprees als ‘een monumentaal boek,’ uitgerust ‘met een schat aan informatie’ die ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van Steinbeck's Travels without Charley. Een dergelijke intellectuele corruptie kan alleen in het schaamteloze poldermodel van 'ik help jou de brug over als jij mij straks erover heen helpt.' 

Waar Mak geen oog voor heeft is Steinbeck's vermogen om achter de glamour en glitter van  het reclamebeeld van de VS een gapende leegte te ontdekken:

The big towns are getting bigger and the villages smaller. The hamlet store, whether grocery, general, hardware, clothing, cannot compete with the supermarket and the chain organization. Our treasured and nostalgic picture of the village general store, the cracker-barrel store where an informed yeomanry gather to express opinions and formulate the national character, is very rapidly disappearing. People who once held family fortresses against wind and weather, against scourges of frost and drought and insect enemies, now cluster against the busy breast of the big town.

The new American finds his challenge and his love in traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry, the screech of rubber and houses leashed in against one another while the townlets wither a time and die. And this, as I found, is as true in Texas as in Maine. Clarendon yields to Amarillo just as surely as Stacyville, Maine, bleeds its substance into Millinocket, where the logs are ground up, the air smells of chemicals, the rivers are choked and poisoned, and the streets swarm with this happy, hurrying breed. This is not offered in criticism but only as observation. And I am sure that, as all pendulums reverse their swing, so eventually will the swollen cities rupture like dehiscent wombs and disperse their children back to the countryside. This prophecy is underwritten by the tendency of the rich to do this already. Where the rich lead, the poor will follow, or try to.

En aldus geschiedde. Steinbeck wist begin jaren zestig niet precies waarin dit hele proces zou eindigen, maar hij voelde wel onmiddellijk aan dat niet al het nieuwe een vooruitgang betekende. Integendeel zelfs, veelal betekende vernieuwing een verschraling van het leven. Aangezien het nieuwe een imperatief was geworden verlangde hij in toenemende mate naar het oude om enige zin en betekenis te kunnen ontdekken. ‘We, as a nation,’ stelde Steinbeck vast ‘are as hungry for history as was England when Geoffrey of Monmouth concocted his History of British Kings.’ 

Hij schreef over de 'nerveuze rusteloosheid,’ van zijn landgenoten, de vervreemding van hun eigen omgeving, het gebrek aan het gevoel ergens bij te horen. Het waren voor hem de kenmerkende uiterlijke symptomen van een veel diepere culturele ziekte. Naar aanleiding van een ontmoeting met bewoners van een ‘mobile home’ op een ‘trailerpark‘  vroeg Steinbeck:

One of our most treasured feelings concerns roots, growing up rooted in some soil or some community. How bad did they feel about raising their children without roots? Was it good or bad? Would they miss it or not?

Als antwoord kreeg hij:

Who’s got permanence? Factory closes down, you move on… you move on where it’s better… You take the pioneers in the history books. They were movers. Take up land, sell it, move on… How many kids in America stay in the place where they were born, if they can get out?

Steinbeck stelt de vraag:

Could it be that Americans are a restless people, a mobile people, never satisfied with where they are as a matter of selection? The pioneers, the immigrants who peopled the continent, were the restless ones in Europe. The steady rooted ones stayed home and are still there. But every one of us, except the Negroes forced here as slaves are descended from the restless ones, the wayward ones who were not content to stay home. Wouldn’t it be unusual if we had not inherited this tendency? And the fact is that we have.

Zijn visie wordt in grote lijnen door de historische feiten bevestigd. Tot wat precies behoren Amerikanen, wat is hun identiteit? De staat kan hen geen identiteit verschaffen, geen enkele staat kan zijn burgers geestelijk vormen. Omgekeerd wel. Daarom blijven de meest gevoelige zielen op zoek naar wie ze werkelijk zijn. Steinbeck speelt in de literatuur de rol die een zoeker moet spelen. ‘Perhaps we have overrated roots as a psychic need. Maybe the greater the urge, the deeper and more ancient is the need, the will, the hunger to be somewhere else.’ Hoe dan ook, feit is dat de ontwikkelingen zich bleven versnellen in de VS, en daarmee de noodzaak om de massa te beheersen. Eén van de gevolgen van die massamaatschappij was de uniformering van het bestaan, een proces dat tegenwoordig is geglobaliseerd. Het was Steinbeck die aan het begin van de naoorlogse consumptiecultuur al reizende de gelijkschakeling ontdekte:

It seemed to me that regional speech is in the process of disappearing, not gone but going. Forty years of radio and twenty years of television must have this impact. Communications must destroy localness, by a slow, inevitable process…

De bekende wereld, met al haar geuren en kleuren en vertrouwde vormen, verdween razendsnel. ‘Radio and television speech become standardized.’ Alles werd ‘uniformly tasteless, so will our speech become one speech.’ De auteur Steinbeck merkt dan ook op dat ‘I whom love words and the endless possibility of words am saddened by this inevitability.’ Hoe schraler de begrippen des te propagandistischer ze worden, reclametaal voor junkies gefabriceerd door junkies. Steinbeck: ‘I had to go through the same lost loneliness al over again, and it was no less painful than at first. There seemed to be no cure for loneliness save only being alone.’ De waanzin ontsnappen was niet mogelijk. 

I had lost all sense of direction. But the signs – 'Evacuation Route' – continued. Of course, it is the planned escape route from the bomb that hasn’t been dropped. Here in the middle of the Middle West and escape route, a road designed by fear. 

De gecultiveerde angst die de VS altijd al gemobiliseerd hield. Maar wat was de bron van die angst? De eigen geschiedenis van roof en moord? Een dief is permanent bang bestolen te worden. It takes one to know one. Daarom wonen rijken in 'gated communities,' met grote hekken erom heen, en met bewapend ‘security’ personeel. De macht van de rijken is het symptoom van een gefragmenteerde maatschappij die geen samenleving is. Steinbeck zag 

in the eating places along the roads the food has been clean, tasteless, colorless, and of a complete sameness. It is almost as though the customers had no interest in what they ate as long as it had no character to embarrass them.

In zijn fameuze Studies in Classic American Literature (1923) schreef de Britse auteur D.H. Lawrence:

Those that are pushed out of life in chagrin come back unappeased, for revenge. A curious thing about the Spirit of Place is the fact that no place exerts its full influence upon a new-comer until the old inhabitant is dead or absorbed. So America. While the Red Indian existed in fairly large numbers, the new colonials were in a great measure immune from the daimon, or demon, of America. The moment the last nuclei of Red life break up in America, then the white men will have to reckon with the full force of the demon on the continent. At present the demon of the place and the unappeased ghosts of the dead Indians act within the unconscious or under-conscious soul of the white American, causing the great American grouch, the Orestes-like frenzy of restlessness in the Yankee soul, the inner malaise which amounts almost to madness, sometimes.

Zo voorspelde Lawrence al drie decennia voorafgaand aan Steinbeck's brief aan de voormalige Amerikaanse presidentskandidaat Adlai Stevenson waarin hij wees op een

creeping, all pervading, nerve-gas of immorality which starts in the nursery and does not stop before it reaches the highest offices, both corporate and governmental.

Hij bespeurde:

nervous restlessness, a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps morality,

waarmee zijn landgenoten kampten. Een 'morality' die de Europese kolonisten tijdens een ontwikkeling van eeuwen in zichzelf hadden vernietigd door het beroven en vermoorden van de miljoenen oorspronkelijke bewoners, om tenslotte de weinige overlevenden naar reservaten te deporteren en hun cultuur te vernietigen door hun kinderen in speciale Indiaanse kostscholen op te sluiten, waar hun cultuur werd vernietigd onder het motto 'kill the Indian and save the man.' Ook Steinbeck, door Mak afgedaan als 'doemdenker,' besefte als schrijver dat niemand ongestraft zijn geweten kan negeren, en dat de mens oogst wat hij zaait:

We can stand anything God and Nature can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick… Someone has to reinspect our system and that soon. We can’t expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.

Maar al deze subtiliteiten zijn onzichtbaar voor de journalist Mak, wiens ideologische mens- en wereldbeeld hem noodzaakt om voortdurend naar 'hoop' te blijven zoeken. Ondertussen raken de mainstream-opiniemakers steeds verder achterop, ze bezitten geen reële band meer met de realiteit, ze dromen verder in hun virtuele werkelijkheid en blijven cliché's herhalen. Hoe banger de gezeten burgerij is, des te bezetener zij tracht haar failliete consumptiecultuur overeind te houden. Niet voor niets merkte onlangs de Franse auteur Michel Houellebecq op: 'Achter de filosofie van de Verlichting kun je een kruis zetten: die is dood,' om vervolgens te constateren dat 

Het gaat om de vernietiging van de filosofie die voortkwam uit de Verlichting en die voor niemand meer zinvol is, althans, voor heel weinig mensen. 

Maar voor dit alles heeft Hoflands 'politiek-literaire elite' geen oog, zij blijft rondscharrelen in haar eigen enclave, schijnbaar onbewust dat haar schaakspelletje geen relatie meer hebben met de dagelijkse werkelijkheid in de wereld. Ondertussen is het frontgebied verplaatst. Niet langer meer bepaalt alleen het Westen waar de bloedbaden dienen plaats te vinden. 

Hoe failliet de westerse normen en waarden zijn geworden, werd weer duidelijk toen op zondag 11 januari 2015 in Parijs de Israelische premier Netanyahu, op  verzoek van de Franse president, deelnam aan de 'Manifestations contre le terrorisme.' Hij ging vergezeld van minister Avigdor Lieberman, wiens extremistische opvattingen hem zelfs in Israel en de VS de kwalificatie 'neo-fascist' hebben bezorgd. The Jeruzalem Post verklaarde dat

Lieberman gevaarlijker [is] dan Ahmadinejad. We hebben de militaire macht om gevaren van buiten te weerstaan. Maar het is minder zeker of we in staat zijn te voorkomen dat we van binnen moreel worden vernietigd.

In januari 2009 

during the Gaza War, Lieberman argued that Israel 'must continue to fight Hamas just like the United States did with the Japanese in World War II. Then, too, the occupation of the country was unnecessary.' This threat was been interpreted by some media commentators... as an allusion to Hiroshima and Nagasaki and as advocacy for a nuclear strike on Gaza.

Haaretz wrote that Lieberman was briefly involved with the Kach party of Rabbi Meir Kahane shortly after his immigration to Israel… Kach… was declared a terrorist organization in 1994.


Zelfs de schijn van oprechtheid wordt niet meer hoog gehouden. Mensenrechten, democratie, beschaving, ze betekenen niets meer. De demonstratie in Parijs toonde de rest van de wereld ten overvloede wat zij allang weet, namelijk dat het Westen niet in zijn eigen normen en waarden gelooft, en dat in feite nooit heeft gedaan.




Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...