donderdag 12 december 2013

De Mainstream Pers 98


In zijn essay Platter & Dikker stelt Henk Hofland: ‘Leuk is een sleutelwoord in de nieuwe fase van onze beschaving,’ die volgens hem ‘een nieuwe mens tot ontwikkeling’ heeft gebracht. ‘Hij zal iedereen laten weten dat hij hier op aarde is, een god die als zodanig erkend wil worden. Respect!’ En ondertussen gaat de  ‘heb- en vraatzucht,’ gewoon door en de ‘hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme,’ die alle vanuit het niets over ons heen zijn gekomen, na het ontstaan van het ‘consumentisme,’ een ‘ideologie’ die ‘iets meer dan een halve eeuw geleden spontaan is ontkiemd.’ Na een ‘uiterst bescheiden selectie’ te hebben gegeven van wat in de mainstream media ‘zinloos geweld’ wordt betiteld, vervolgt de éminence grise van de polder-journalistiek met de verzuchting dat ‘Dit soort geweldpleging in de loop van ongeveer de afgelopen dertig jaar genormaliseerd, en hoe absurd het ook mag klinken, tot de omgangsvormen gaan horen.’ Omdat de nestor van de commerciële journalistiek er vanuit gaat dat het ‘consumentisme’ als ‘ideologie’ ineens ‘spontaan is ontkiemd,’ voelt hij zich niet genoodzaakt naar 'oorzaken' te zoeken. Oorzaak en gevolg bestaat namelijk niet in een magische wereld, waarin ingrijpende culturele veranderingen ‘spontaan’ plaats vinden.

Aangezien ik als journalist mijn leven lang heb getracht uiteenlopende fenomenen te begrijpen door de vraag te stellen: waarom gebeuren die, kan ik Hoflands werkwijze niet accepteren wanneer hij verklaart: ‘ik laat de oorzaken voor wat ze zijn.’ De enige conclusie die ik als rationeel mens hieruit kan trekken is dat Hofland en zijn mainstream publiek de materiële 'oorzaken' niet willen weten, omdat zij dan fundamentele kritiek op hun neoliberaal economisch systeem moeten uitoefen, terwijl ze daar nu juist zo van profiteren. Hoewel ook ik ervan profiteer, gaat voor mij toch de werkelijkheid boven de mythe. Dat is een keuze, gebaseerd op het feit dat ik de idealen van de Verlichting nog steeds zoveel mogelijk probeer overeind te houden, niet omdat ze perfect zijn, maar omdat wij vandaag de dag domweg geen andere hebben. Ik zoek dus 'oorzaken,' en ik zal dat doen aan de hand van twee onthullende foto’s van Roel Visser, die beide het betoog van Hofland volledig ontkrachten. Bestudeert u eerst de foto hierboven, voordat u verder leest.

Wat heeft deze foto van de architectonisch treurige Vinexwijk Ypenburg in Den Haag te maken met het onderwerp Platter & Dikker? Ik zie de bekende goedkope doodskoppen-architectuur, het product van een grote mate van minachting voor de mens. Hier worden burgers door het ambtenarenapparaat en de politici van de kapitalische ‘democratie’ in opgeborgen. Geen enkele oprechte moeite is gedaan om deze omgeving leefbaar te maken. Het is een ‘confrontatie’ met de gestolde ‘hufterigheid’ van de ‘elite’ die op ‘het volk’ neerkijkt, en visueel uitgewerkt is door architecten die onderdeel uitmaken van de ‘politiek-literaire elite’ waar ‘een natie niet zonder [kan].’ In deze stallen worden mensen hun hele leven lang opgesloten, geheel volgens een totalitaire ideologie die in de jaren twintig van de vorige eeuw werd ideologisch werd verkocht door de man die volgens Life Magazine één van de honderd invloedrijkste mensen in de twintigste eeuw is geweest, de grondlegger van de Public Relations-industrie, de Amerikaan Edward Bernays, neef van Sigmund Freud. In zijn standaardwerk Propaganda (1928), waar nazi-propaganda minister Joseph Goebbels een groot bewonderaar van was, schreef hij:

If we understand the mechanism and motives of the group mind, is it not possible to control and regiment the masses according to our will without their knowing about it? The recent practice of propaganda has proved that it is possible, at least up to a certain point and within certain limits.

Hij noemde

this scientific technique of opinion-molding the 'engineering of consent.'

Bernays slaagde erin de rijke westerse ‘elite’ ervan te doordringen dat zij zich moest concentreren op

regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.


Het doel was om deze techniek aan te passen aan de behoeften van de ‘intelligent minoriteit,’ voor het merendeel de economische macht, die tot taak had  

The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses.

Een dergelijke ‘engineering of consent’ is just de 'essence of the democratic process,' aldus Bernays kort voordat hij in 1949 ‘was honoured for his contributions by the American Psychological Association.’

Dankzij deze ideologie kunnen mensen hun hele leven lang in dergelijk vinexhokken worden ondergebracht, om uit te rusten van hun belangrijkste taak op aarde: het creëren van winst voor de rijken.

Hofland wijst alleen op de ‘hufterigheid’ van de ‘nieuwe mens’ terwijl die toch niet verantwoordelijk is voor deze architectuur, die zich als een kankergezwel over heel Europa heeft verspreid. Waar het Hofland om gaat is niet de grijze terreur van deze woonkazernes, maar om de enige twee voorwerpen die de monotone contouren van de kapitalistische 'democratie' doorbreken, te weten een oude Mercedes-Benz 280 SL uit de jaren zeventig en, op het terrein van de buren achter een schutting, een zogeheten Kruisertje op een trailer. Deze twee luxe-artikelen van eenvoudige mensen in een wijk waar de onderklasse wordt gehuisvest zijn voor Hofland tekenen van ‘consumentisme.’ Op de bladzijde ernaast schrijft Hofland:

Het wezenskenmerk van de mens die zich door het consumentisme heeft laten verleiden, zich ertoe heeft bekeerd, eraan ten offer is gevallen, is zijn oeverloos begeren naar alles wat onder de noemer leuk en lekker valt. Daarmee bedoel ik niet dat de consumentist alles tegelijk wil hebben. Hij heeft ook zijn voorkeuren en zijn vernauwde blikveld. Maar wat hem als begerenswaardig treft, zal hij zo vlug mogelijk in bezit willen krijgen, van een hamburger tot een huis.

Of in het geval van deze foto een Mercedes-Benz en een Kruisertje. Maar omdat Hofland en zijn Nederlandse ‘politiek-literaire elite’ zich niet willen bezighouden met de economische noodzaak van het kapitalisme om van alles en nog wat te produceren en zich ook niet verdiepen in de oorzaken van de psychologische behoefte aan statussymbolen, blijven hun beschrijvingen beperkt tot een beschamend simplisme. Waren Hofland en zijn bewonderaars serieus gaan nadenken over onze westerse cultuur dan hadden ze geweten dat die begeerte niet ‘spontaan is ontkiemd,’ maar al een eeuw lang door de economische en politieke macht massaal wordt gekweekt, een onomstotelijke feit dat nog eens werd benadrukt door Gordon Gekko, de hoofdrolspeler van Oliver Stone’s films Wall Street en Wall Street: Money Never Sleeps:

Het punt is, dames en heren, dat begeerte… goed is. Begeerte is juist. Begeerte werkt. Begeerte maakt duidelijk, snijdt overal dwars doorheen, en legt het wezen bloot van de evolutionaire levenskracht. Begeerte, in al haar vormen – het hunkeren naar leven, naar geld, naar liefde, kennis – heeft de vooruitgang van de mens gekenmerkt. En begeerte – let op mijn woorden – zal niet alleen Teldar Papier redden, maar ook dat andere, slecht functionerende concern, de Verenigde Staten.

‘Begeerte,’ zuiver egoïsme, is de motor van de neoliberale 24-uurs-economie, waar ‘geld nooit slaapt,’ en alles verkoopbaar is, van een vette ‘hamburger’ tot een oppervlakkige ‘mening’ van opiniemaker Henk Hofland. In de onthullende studie Land of Desire. Merchants, Power, and the Rise of a New American Culture (1993) begint de Amerikaanse historicus, William Leach, bij het ontstaan van deze consumptiecultuur met zijn ‘Begeerte. Desire,’ Hij merkte op:

In 1906 schreef de handelaar John Wanamaker dat ‘iedereen die iets nieuws begint op hetzelfde punt staat als waar Columbus stond toen hij uitvoer. Weinigen geloofden dat hij ooit het Land van Begeerte zou bereiken.’

Wanamaker kondigde de opkomst van een nieuwe cultuur aan die het Amerikaanse leven zou gaan domineren. Centraal daarin was de zoektocht naar genot, veiligheid, comfort, en materieel welzijn. ‘Het spreekt tot ons,’ zei een andere handelaar, alleen over onszelf, ons plezier, ons leven. Het zegt niet ‘Bidt, gehoorzaam, offer uzelf op, respecteer de Koning, vreest uw meester.’ Het fluistert, ‘Amuseer uzelf, zorg voor uzelf.’ Is dit niet het natuurlijke en logische gevolg van een eeuw van individualisme?

In de decennia na de burgeroorlog begon het Amerikaanse kapitalisme een duidelijk herkenbare nieuwe cultuur te produceren, niet verbonden met traditionele familie- of gemeenschapswaarden, met religie in welke conventionele betekenis dan ook, of met politieke democratie. Het was een wereldse, zakelijke- en markt-georiënteerde cultuur, met… de omloop van geld en goederen als basis van haar esthetische bestaan en van haar morele bewustzijn… 

De fundamentele kenmerken van deze cultuur waren aankoop en consumptie als de middelen om geluk te verwerven; de cultuur van het nieuwe; de democratisering van begeerte; en geldwaarde als de dominante maatstaf van alle waarde in de maatschappij. Tegen de Eerste Wereldoorlog werden Amerikanen verleid tot allereerst consumentengenot en luxe in plaats van arbeid als de weg naar geluk. De wortels van deze verleiding lagen diep verankerd in de Amerikaanse en Europese geschiedenis. Generaties lang was Amerika geportretteerd als een plaats van overvloed, een tuin waarin alle paradijselijke verlangens zouden worden bevredigd. Vele protestantse kolonisten dachten zelfs dat de belofte van een duizendjarige vredesrijk –de wederkomst van Christus – voorbeschikt was om hier tot vervulling te komen en dat het Nieuwe Jeruzalem niet alleen verlossing en spirituele zaligheid zou brengen maar ook wereldlijke zegeningen en de beëindiging van de armoede. 

Tegen het begin van de negentiende eeuw was deze mythe getransformeerd, geürbaniseerd en vercommercialiseerd, in toenemende mate afgesneden van haar religieuze doeleinden en steeds meer gericht op persoonlijke bevrediging en zelfs op nieuwe paradijzen van genot als warenhuizen, theaters, restaurants, hotels, danszalen, en amusementsparken.

Toen ik professor Leach begin 2012 in zijn werkkamer op de campus van de Columbia University interviewde benadrukte hij herhaaldelijk dat ‘het nieuwe’ een geloofsartikel in de geglobaliseerde Amerikaanse cultuur is. In zijn boek vat hij dit kort samen, wanneer hij stelt dat tegen het eind van de negentiende eeuw

commercial capitalism had latched on the cult of the new, fully identified with it, and taken it over. Innovation became tied to the production of more and more commodities. Fashion and style were at the center, appropriating folk design and image, reducing custom to mere surface and appearance. The cult of the new was, perhaps, the most radical aspect of this culture, because it readily subverted whatever custom, value, or folk idea was within its reach. Science, too, was radical but not intrinsically hostile to custom or tradition or religion. Market capitalism was hostile; no immigrant culture – and, to a considerable degree, no religious tradition – had the power to resist it, as none can in our own time. Any group that has come to this country has had to learn to accept and to adjust to this elemental feature of American capitalist culture.

Tegelijkertijd bezat ‘het nieuwe’ veel

of the former mythic message – the message that said Americans can be renewed and remade – but where the old ideas often conceived of America as a millennial land in which many different kinds of dreams might come true (spiritual, vocational, and political as well as material), this new era heralded the pursuit of goods as the means to all ‘good’ and to personal salvation  Thus, pioneer advertiser Artemas Ward dropped the older religious dimension but kept the paradise. ‘This world,’ he wrote in 1892, ‘seems real only when it answers to our individual touch. Yet, beyond our touch, beyond our waking, beyond our working, and almost in the land of dreams, lie things beyond our present thought, greater, wider, stronger, than those we now lay hold on. To each a world opens; to everyone possibilities are present.’



En zo droomde bijvoorbeeld bestseller-auteur Geert Mak ergens in de polder als kind ‘van de jaren 50’ over ‘Amerika’ als ‘een droomland,’ het land van ‘Donald Duck  en Duck Duck's ‘platte pakjes kauwgom,’ van ‘een speelgoedauto van zacht en taai plastic… alles ruikt vreemd en rozig: Amerika!’ Hetzelfde ‘Amerika’ waarvoor hij nu nog steeds een ‘geheime liefde’ zegt te koesteren. Het ‘Amerika,’ waar de burger alleen als consument kon worden verlost van het aardse lijden, zo was al in 1892 duidelijk. Dat was goed voor het individu en natuurlijk goed voor het kapitalisme, zo werd en wordt nog steeds permanent gepropageerd. Iedereen, niemand uitgesloten, is verplicht daaraan mee te doen in het kader van de ‘participatiesamenleving’ met haar 24 uurs-economie, die alles, mens en natuur, onderwerpt en regimenteert, waardoor alles in een permanente staat van oorlog met elkaar verkeert. Inderdaad, 'market capitalism was hostile; no immigrant culture – and, to a considerabel degree, no religious tradition – had the power to rexist it, as none can in our own time.' Hoe pover steken de platte beschrijvingen van de Nederlandse 'politiek-literaire elite' af tegen de diepe inzichten van de intelligentsia buiten de polder.


In de ontzielde dagelijkse werkelijkheid wil de burger zich onderscheiden van de medemens door bijvoorbeeld een oude Mercedez-Benz 280 SL aan te schaffen of een Kruisertje, beide de mogelijkheid biedend om te ontsnappen aan de gruwelijke moderne woonkazernes waarin de massamens wordt ondergebracht. Welke andere mogelijk staat hun ter beschikking in deze verschraalde eendimensionale consumptiecultuur? Maar dat ontsnappen mag kennelijk niet, zoals valt op te maken uit de grote ergernis van de Nederlandse intelligentsia, die het niet in haar hoofd zal halen om Hofland bekritiseren, omdat ze vreest dan gemarginaliseerd te worden. Dus collaboreert zij met de benepenheid van de Nederlandse ‘politiek-literaire elite.’  Dan maar geen ‘economische verhandeling,’  omdat zij anders niet met de haar kenmerkende dédain de onderklasse van ‘hufterigheid’ kan beschuldigen. En het is waar: de onderklasse in de kapitalistische klassenmaatschappij gedraagt zich maar al te vaak ‘hufterig,’ even ‘hufterig’ als Henk Hofland en zijn ‘politiek-literaire elite.’ Waarbij ik wil aantekenen dat haar 'hufterigheid' nog weerzinwekkender is dan die van de onderklasse. Daarover morgen.



Platter & Dikker: 'Herdenkingsplek voor een jeugdig slachtoffer van een verkeersongeval.' Waarom is dit een beeld van 'heb- en vraatzucht,' of  van 'hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme'? Is dit 'exhibitionisme' misschien? Morgen het antwoord.


3 opmerkingen:

Jan Verheul zei

Beste mijnheer Van Houcke,

ik waardeer uw blogs erg, zoals ik u al eerder schreef.
Ook heb ik groot ontzag voor Noam Chomsky en ook voor Matt Taibbi kan is respect opbrengen, hoewel ik van Taibbi veel minder heb gelezen.
Hofland is voor mij lang geleden, en de manier waarop U hem te kijk zet lijkt mij geheel verdiend.
Nu zit één ding me dwars.
Gisteren en eergisteren nog plaatste U artikelen over Chomsky en over Taibbi.
Maar zoals U weet zijn beiden aanhanger van de offciële 911 versie.
Dat mag best, maar ik vind dat je dan wel de plicht hebt om uit te leggen hoe een gebouw als WTC7 gedurende pakweg 5 seconden met de snelheid van de vrije val kan instorten.
En dàt weigeren Chomsky en Taibbi.
Voor mij vallen ze daarmee vreselijk door de mand.

En daarmee wordt ook op hen de zinsnede van toepassing die U over Hofland schrijft:
'....kan ik Hoflands werkwijze niet accepteren wanneer hij verklaart: ‘ik laat de oorzaken voor wat ze zijn.’ De enige conclusie die ik als rationeel mens hieruit kan trekken is dat Hofland en zijn mainstream publiek de materiële 'oorzaken' niet willen weten,'

Hier een discussie tussen Taibbi en David Ray Griffin: http://tiny.cc/mkbr1w ( Griffin maakt gehakt van Taibbi.)

In het geval van Chomsky moet ik denken aan wat Jeff Blankfort over hem schreef : "In fact, there is not a single mention of AIPAC in any one of Chomsky's many books on the Israel-Palestine conflict. "
Iets klopt er niet helemaal aan Chomsky, is mijn conclusie.




Anoniem zei

Inderdaad, dat heeft mij ook verbaasd. Het zou kunnen zijn dat hij ervoor koos de kracht van zijn missie op andere gebieden niet te verzwakken door weggezet te kunnen worden als 'complotter'. Maar dat vind ik toch ook niet geruststellend.

Jan Verheul zei

Beste Anoniem.

Chomsky is slim genoeg om te begrijpen dat de oorlogen in Irak en Afghanistan ondenkbaar zouden zijn zonder 911. Hij kent het PNAC rapport waarin de behoefte aan een tweede Pearl Harbor staat.
Die twee oorlogen, ( plus de grotendeels geslaagde destructie van Libië, Syrië en Iran) dat is zo enorm dat ik niet zie hoe de rest van 'Chomsky's missie' van groter belang kan zijn.

Het ontmaskeren van 911 zou Chomky's Magnus Opus moeten zijn.
Maar hij houdt zich niet aan zijn belofte: http://tiny.cc/8i3yhw


Met betr. tot Taibbi ligt het anders. Uit de discussie met Griffin blijkt dat hij vrij weinig van 911 af weet. Ook had hij destijds een boek te verkopen, en was dit misschien voor hem een manier om op de grote zenders te worden uitgenodigd. Een deal: jij mag jouw boek promoten als je de 911 complotters kleineert.

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...