vrijdag 6 september 2013

De Mainstream Pers 8


Samantha Power: 'Humanitair ingrijpen' door een bevolking te bombarderen en een land in chaos achter te laten. 

Wat Obama extra gevaarlijk maakt is dat hij een imagoprobleem heeft, wat simpel verklaarbaar is door het feit dat een politicus wiens verkiezingsfonds gevuld werd door de Amerikaanse plutocratie eenmaal aan de macht geen speelruimte bezit om zijn verkiezingsbelofte ‘change we can believe in’ waar te maken. De rijken mogen dan wel ontoerekeningsvatbaar zijn, maar zeker niet zo gek dat ze een presidentskandidaat financieren om hun eigen belangen te schaden. Ook al is zo’n kandidaat zwart, of zwart-wit, dan wel blank, of vrouw. Maar om zijn beleid een greintje geloofwaardigheid te geven bij de mainstream media heeft Obama zich omringd met, wat de gezaghebbende Amerikaanse commentator William Pfaff, ‘amateurs’ noemt:

His governing team in Washington, in respect to foreign relations and American foreign policy, remains largely a band of well-meaning amateurs, collected from university faculties and NGOs (and, of course, from community organizing).

It includes supporters of the theory of international protection for victims of war. This is inspired by the genocides committed in Rwanda and by the Bosnian Serbs against Muslims at Sebrenica during the Yugoslav war. Chemical weapons are not genocide, but are an internationally condemned weapon of war, like cluster bombs and phosphorus. 

Tot die ‘amateurs,’ kan Samantha Power worden gerekend, de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties die algemeen gezien wordt als a key figure within the Obama administration in persuading the president to intervene militarily in Libya,’ met andere woorden: een 'do-gooderdie verantwoordelijk is voor de chaos waarin Libie is beland na het gewelddadig westers ingrijpen. Maar dat interesseert haar en de commerciele massamedia niet, als we afgaan op het feit wij daarover nagenoeg niets meer via hen vernemen en kennelijk de ‘responsibility to protect’ allleen een politiek wapen was om het westers militair industrieel complex op volle toeren te laten draaien. Net zomin als de kongsi van gecorrumpeerde politici en de commerciele pers zich nog druk maken over de chaos in Irak en Afghanistan. Samantha Power is de illustratie bij uitstek van de hypocrisie onder westerse mainstream intellectuelen. Ik kwam haar jaren geleden tegen tijdens een vertoning van de documentaire The Fog of War:

In the documentary Fog of War, Former Secretary of Defense Robert McNamara talks about how, as a lieutenant colonel advising Colonel Curtis LeMay during World War II, he helped plan the firebombing of Tokyo. As McNamara’s eyes fill with tears, he talks about the final days of the war: ‘In a single night we burned to death 100,000 Japanese civilians in Tokyo — men, women and children.’ The documentary shows the US audience the level of decimation through a comparison of Japanese and US cities. McNamara talks about the event to advocate proportionality in war.

‘Killing 50-90% of the people in 67 Japanese cities and then bombing them with two nuclear bombs is not proportional, in the minds of some people, to the objectives we were trying to achieve.’

But as I see the film, McNamara unintentionally undermines the legitimacy of war crimes jurisprudence as the scene comes to a close.

‘What makes it immoral if you lose but not if you win?’

McNamara never comes to grip with the answer: nothing — war is war. Victors judge right and wrong, decide who is a war criminal, and write the history books (mentioned here and here; or see Marmot on the subject here and here). As horrible as the firebombing was, as horrible as Japan’s war in East Asia was, when it comes to war, the victors must fight total war until surrender. Ceasefires and conditional surrenders frequently perpetuate conflict. That is the result of war between great powers.

Which gets to my problem with war crimes. McNamara admits that ‘[Lemay], and I’d say I, were behaving as war criminals.’ But the two never went before court to answer for their actions — they were treated as heros when they returned home victorious. In fact, the threat of war crimes trials could even encourage violence, or a stubborn refusal to surrender, if the leaders know they will be tried, executed, and relegated to perpetual historical infamy if they lose.

Generaal Curtis LeMay, die opklom tot stafchef van de Amerikaanse luchtmacht, vatte de Amerikaanse strategie als volgt samen:

There is no such thing as an innocent civilian.

En over de Vietnamezen zei hij tijdens de Vietnam Oorlog:

We will bomb them back to the Stone Age.

In 1995 schreef de Robert McNamara dat als gevolg van het Vietnam-beleid van ‘de regeringen Kennedy, Johnson en Nixon… verschrikkelijk leed’ hadden toegebracht aan miljoenen mensen, omdat ‘wij de macht onderschatten van het nationalisme teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun overtuigingen en waarden- en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in vele delen van de wereld,’ terwijl ‘wij niet het door God gegeven recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen.’ McNamara wees er tevens op dat de ‘defensie uitgaven [in de VS] tijdens het fiscale jaar 1993 in totaal 291 miljard dollar bedroegen –25 procent meer… dan in 1980.’ Eenkwart meer, ondanks het feit dat de Koude Oorlog voorbij was, hetgeen aantoont dat de Sovjet Unie niet de oorzaak maar de aanleiding was van de militarisering van Amerika. ‘De VS spendeert bijna evenveel voor nationale veiligheid als de rest van de wereld tezamen.’ Volgens hem zijn tijdens de Vietnam-oorlog 3,4 miljoen Zuidoost Aziaten om het leven gekomen, onder wie talloze burgers van Laos, het zwaarst gebombardeerde land in de geschiedenis als we uitgaan van het aantal inwoners. Eenkwart van de bevolking vluchtte naar grotten in de bergen om aan het bruut geweld te ontkomen. De Amerikaanse luchtmacht gooide twee keer zoveel bommen op Laos dan destijds op Nazi-Duitsland, tien jaar lang elke 9 minuten een clusterbom. Omdat –volgens ‘USA TODAY,’ tien tot dertig procent van deze tegen mensen gerichte, in kleine fragmenten uiteenspattende bommen, niet explodeerde, komen tot op de dag van vandaag nog steeds Laotianen om het leven, de meerderheid van hen spelende kinderen. Ook Cambodja leed onder het Amerikaans terrorisme, een ander woord is er niet voor, tenminste als we de definitie hanteren zoals afgedrukt in het Amerikaanse Leger Handboek, waarbij terrorisme omschreven wordt als ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.’ Meer dan 600.000 Cambodjanen kwamen om bij deze genocidale politiek van Amerikaanse bombardementen. Door de totale verwoesting van landbouwgronden werden de overlevenden ook nog eens geconfronteerd met een massale hongersnood.
Na de vertoning en een interview van Power met McNamara stapte ik als VPRO-journalist op haar af en stelde haar de vraag waarom zij in haar boek ‘A problem from Hell.’ America and the Age of Genocide nu juist de VS niet had genoemd in verband met het plegen van wat zij ‘genocide’ noemt. Dat had zeker gemoeten gezien ook de opmerkingen  van de Amerikaanse politicus die zij zojuist had geinterviewd. Ze keek meteen schichtig opzij en zag dat McNamara instemmend knikte en antwoordde snel: ‘Ik heb daar nu geen tijd voor,’ om zich meteen tot twee bejaarde ‘good-doers’ te richten die haar en McNamara’s handtekening wilden hebben. Verstandig van haar, want ik denk dat ze geen antwoord had, tenminste, als ik afga op haar boek. De Nederlandse vertaling van dit 701 pagina’s dikke werk wordt op de achterflap als volgt aangekondigd:
De grote volkerenmoorden van de twintigste eeuw – van Armeniet tot Srebrenica – zijn allemaal gepleegd onder de ogen van de machtigste natie in de wereld: de Verenigde Staten. En hoewel Amerikanen terecht trots zijn op het verlichte humanistische ideaal waarop hun Grondwet is gebaseerd, hebben zij in de praktijk verbazend weinig ondernomen om deze gruwelen te voorkomen.
Deze hypocrisie verklaart tevens waarom zij uiteindelijk een hoge post wist te verkrijgen binnen de Obama-regering. De Amerikaanse historicus, James Peck, hoogleraar aan de Faculty of History and East Asia van New York University beschrijft in zijn boek Ideal Illusions. How the U.S. Government Co-Opted Human Rights hoe, na het demasqué van de massale Amerikaanse terreur in Vietnam, de Carter-regering het begrip mensenrechten ging gebruiken als politiek wapen in de buitenlandse politiek van Washington. Peck:

Human rights is the soul of American foreign policy,’ President Jimmy Carter proclaimed in December 1978, on the thirtieth anniversary of the signing of the Universal Declaration of Human Right. In his inaugural address he had invoked human rights – ‘our commitment to them is absolute’ – three times, more than all his predecessors in all their inaugural addresses combined, thus signaling the most important ideological transformation in the American foreign policy establishment since the rise of anticommunism. Hawks and doves, Kennedy liberals and Goldwater conservatives applauded Carter’s calls for a renewed American idealism and his crusading determination to move beyond the trauma of the Vietnam War. ‘The human rights issue is something you should hold onto without compromise,’ Rev. Billy Graham wrote him. ‘It is the first time since the War of Independence that we really had an ideology.’

Carter’s call for a new idealism based on human rights was a response not only to popular and congressional revulsion over the Vietnam War but also to pressing ideological needs in the national security establishment.


De door het Westen gesteunde 'rebellen' die eerst Syrische soldaten hebben gemarteld, zoals u aan hun rug kunt zien en vervolgens standrechtelijk doodschieten. Hier geldt het 'responsibility to protect' niet meer.


Het feit dat zowel extreem rechts als gematigd links Carter’s mensenrechtenverhaal toejuichten illustreert onmiddellijk de paradox die aan dit verpolitiekte begrip kleeft. Om het zo simpel mogelijk te stellen: hoe kan een imperium dat in zijn hele bestaan als -- de door president Teddy Roosevelt als volgt geformuleerde -- doctrine heeft: ‘speak softly and carry a big stick’ om zijn economische en geopolitieke belangen af te dwingen, de mensenrechten daadwerkelijk beschermen? Ideal Illusions:

‘Holding high the banner of human rights’ became a way to quiet the growing alarm that America’s ‘arrogance of power,’ in Senator J. William Fulbright’s phrase, reflected a global imperial ethos. The United States would again become a nation ‘for others to admire and to emulate,’ Carter promised, with human rights as a ‘beacon of something that would rally our citizens to a cause.’

Apparently ‘holding high the human rights banner’ did not require looking too closely at the nation's actions in Vietnam. As president, Carter  largely avoided mentioning war crimes and human rights violations in the Vietnam War – even such egregious ones as free-fire zones (where soldiers could shoot unidentified civilians at will), tiger cages (cramped cells in which prisoners were tortured), Operation Phoenix (for assassinating National Liberation Front members and sympathizers in the South), or the massive bombings of Vietnam, Laos, and Cambodia. Nor did he ever question American intentions: ‘we went there to defend the freedom of the Vietnamese,’ he insisted, ‘without any desire to impose American will on another people.’ Vietnam was ‘a moral crisis,’ he said, because we ‘stooped’ to acting like Communists, ‘abandoning our own values for theirs’; but by reaffirming our values in the light of human rights, we could reestablish our claims to moral leadership.

Toen ik James Peck in januari 2012 in New York interviewde over de continuiteit van het geweld in de Amerikaanse buitenlandse politiek, zei hij ondermeer het volgende:

In de Verenigde Staten speelden de mensenrechten als actiemiddel tot het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig geen rol van betekenis in de publieke opinie. En toen ze belangrijk werden, kwam dit door twee redenen. Eén ervan was de impact van de oorlog in Vietnam, waardoor onder andere de anticommunistische beginselen onwerkzaam werden, en de vraag moest worden beantwoord of Vietnam simpelweg een aberratie was van de Amerikaanse politiek dan wel een kenmerkend onderdeel ervan. De andere reden, waarvan de nationale veiligheidswereld diep doordrongen was, was het besef dat de wereld zeer snel veranderde, met name in de media en in het bedrijfsleven, en dat het onrecht en de gruweldaden niet meer gelegitimeerd konden worden door het anticommunisme. Zo werden mensenrechten, die eerst geassocieerd waren met de positie van joden in de Sovjet Unie, al snel in het Congres en de media gekoppeld aan Vietnam als aberratie van de Amerikaanse macht. De gedachte werd gepropageerd dat als we maar naar onze idealen zouden leven, als we ons zouden houden aan het recht, de oorlogsmisdaden niet zouden plaatsvinden. Op die manier kon het beeld ontstaan dat wat er in Vietnam gebeurde niet het ware Amerika vertegenwoordigde en kon de werkelijkheid worden versluierd. Voor iemand van mijn generatie die opgroeide in de jaren zestig, waren er twee grote bewegingen in de Verenigde Staten. Eén ervan was de vredesbeweging van een omvang die wij hier nooit eerder hadden gezien. Die beweging stelde niet alleen Vietnam ter discussie maar ook een reeks andere kwesties met betrekking tot oorlog en agressie. Daarbij werd verwezen naar het Proces van Neurenberg dat in 1945 de nadruk had gelegd op het verschijnsel agressieoorlog. omdat daaruit al het andere kwaad was voortgevloeid. Niet de mensenrechten stonden toen centraal, maar de misdaden tegen de vrede. In de jaren zestig werd het militair industrieel complex een vraagstuk, de groeiende kloof tussen arm en rijk en de reikwijdte van de Amerikaanse macht. 

Nog fundamenteler was de vraag of de Verenigde Staten de belangrijkste macht op de planeet moest zijn, stuk voor stuk kwesties die Martin Luther King zo overtuigend aan de orde had gesteld. Wat ik zag was dat vele overtuigde mensenrechtenactivisten die ten tonele verschenen nog voordat de Amerikaanse mensenrechtenorganisaties waren ontstaan – Amnesty International was in Europa opgericht – zich begonnen af te keren van deze fundamentele vraagstukken. Dat wil zeggen: ze hielden zich niet bezig met de kwesties van oorlog en het militair industrieel complex, maar met de vraag hoe de macht van de Verenigde Staten weer een morele macht kon worden, in feite het werkelijke thema van Jimmy Carter die als eerste president mensenrechten als politiek instrument van Amerikaans buitenlands beleid inzette. De andere grote ontwikkeling was de burgerrechtenbeweging die de rassenscheiding in het Zuiden wilde breken. Natuurlijk konden Amerikanen niet voor mensenrechten in het buitenland pleiten zolang die segregatie bleef bestaan; ze was een bespotting van de Amerikaanse aanspraak op hegemonie. Maar dat was zeker niet alles. Op een dieper niveau ging het King en vele anderen die hem steunden om gelijkheid. Dit betekende niet alleen het hebben van mogelijkheden om gelijkwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving, wat dat ook in de praktijk moge betekenen. Gelijkheid betekende een herverdeling van rijkdom en macht. Het betekende een kritiek op de macht van de grote concerns en het zoeken naar manieren waarop burgers gemobiliseerd konden worden om politiek actief te kunnen zijn waardoor fundamentele veranderingen mogelijk zouden worden. Ik noem met enige nadruk Martin Luther King omdat hij weliswaar een betrekkelijk gematigde man was wiens visie een groot publiek bereikte, maar die desalniettemin ongezouten kritiek op het systeem leverde door bijvoorbeeld te betogen dat een maatschappij die haar oplossingen probeert te zoeken in de marktideologie, en tegelijkertijd een maatschappij is die zoveel geld besteedt aan militaire middelen, een samenleving is die de ziel doodt. Dit waren fundamentele vraagstukken die snel naar de achtergrond verdwenen toen mensenrechten de boventoon begonnen te voeren. Het gevolg is dat de opkomst van de mensenrechten de afgelopen veertig jaar gepaard is gegaan met de wereldwijde toename van extreme ongelijkheid, de ontzagwekkende uitbreiding van de Amerikaanse macht, en het onvermogen om de enorme concentratie van privébezit te beheersen. Daarom vond ik het de moeite waard deze ontwikkeling te onderzoeken en te analyseren.

Mijn interview met hem in januari 2012 kunt u lezen in mijn boek De Val van het Amerikaanse imperium  http://stanvanhoucke.blogspot.nl/2012/03/de-val-van-het-amerikaanse-imperium.html
Zie ook: http://www.stanvanhoucke.net/audioblog/pivot/entry.php?id=45#body 

James Peck hield naderhand een toespraak 'at the International Symposium  Human Rights: Ideal Illusions?  on   26 March 2012 – The Hague, Netherlands,' maar geen enkele Nederlandse mainstream journalist had hier belangstelling voor. Peck's wetenschappelijk onderzoek was onbruikbaar voor de oorlogsretoriek van onze 'vrij pers.' Voor de werkelijkheid is er namelijk bij Samantha Power en opperbevelhebber Obama geen ruimte. Na de door de VS geeiste regime-change om een zo pro-Amerikaans regime aan de macht te helpen, belandt de bevolking in een nog grotere chaos, gezien Irak, Afghanistan, Libie etc. Maar dan vervalt de ‘responsibility to protect,’ en zoekt de VS weer een ander slachtoffer om zijn geopolitieke en economische belangen te behartigen. Het humanitaire ingrijpen komt in de praktijk neer op niets anders dan het draaiende houden van het westerse militair industrieel complex ten koste van vele miljoenen slachtoffers elders. Syrie is daar het meest recente voorbeeld van, gezien het feit dat de VS en het wahabitische Saoedi Arabie de zogeheten ‘rebellen’ financieel, militair en logistiek steunen. Dankzij machiavellistische dwazen als Samantha Power in de VS en bijvoorbeeld in Nederland de uit het streng christelijke Veenendaal afkomstige GroenLinks voorman Abraham Van Ojik die ‘zin in de toekomst’ heeft, wordt dit beleid gesanctioneerd. En de mainstream pers? Die werkt hier graag aan mee; niet alleen is geweld goed voor de oplages en de kijk- en luistercijfers, maar het geeft ook nog eens het zo hevig verlangde 'feel-good' gevoel nu de toekomst steeds benauwender wordt. De werkelijkheid is daarbij van geen enkel belang.


Abraham van Ojik: Zin in de toekomst door het plegen van onvermijdelijke oorlogsmisdaden. 

Geen opmerkingen: