maandag 16 november 2009

Professor Paul Frissen uit Tilburg 5







Hoe is een echt 'politiek debat' mogelijk wanneer 'politiek en samenleving' geen 'een een-op-een afspiegeling van elkaar moeten zijn' ? Let wel: 'moeten zijn'. Kiezers mogen dus wel van alles bespreken, maar mogen niet verwachten dat er werkelijk naar hen geluisterd wordt. Zolang maar de schijn van 'een zinvolle representatie' blijft bestaan. De oorzaak van het probleem wordt nu als medicijn voorgeschreven, het niet serieus nemen van de burger. Hem moet verteld worden welke consensus gehandhaafd dient te worden en hij moet zeker niet het idee krijgen dat 'politiek en samenleving een een-op-een afspiegeling van elkaar... zijn.' De burger is namelijk geestelijk niet volwaardig om mee te kunnen doen aan het machtspel. Of zoals in de jaren twintig van de vorige eeuw de invloedrijke Amerikaanse opiniemaker Walter Lippmann stelde: 'public opinions must be organized for the press if they are to be sound,' en om te voorkomen dat de massa, in de woorden van Lippmann, 'a bewildered herd' op hol slaat, moet de informatie die de massamens krijgt toegediend streng geselecteerd worden, zodat de juiste opvattingen ontstaan 'for the real environment is altogether too big, too complex, and too fleeting for direct acquaintance.' De moderne burger 'is not equipped to deal with so much subtlelety, so much variety, so many permutations and combinations. And although we have to act in that environment, we have to reconstruct it on a simpler model before we can manage with it,' aldus de gezaghebbende Lippmann.

De werkelijkheid moet worden versimpeld tot hapklare brokken, die moeiteloos verteerd kunnen worden. Op die manier voorkomt men ook dat 'politiek en samenleving een een-op-een afspiegeling van elkaar moeten zijn.' Het gevolg is tevens, zo schreef C. Wright Mills in 1959, dat 'men in a mass society are gripped by personal troubles which they are not able to turn into social issues. They do not understand the interplay of these personal troubles of their milieux with problems of social structure.'

Het zal geen verwondering wekken dat Mills zich al een halve eeuw geleden afvroeg: 'Where is the intelligentsia that is carrying on the big discourse of the Western world and whose work as intellectuals is influential among parties and publics and relevant to the great decisions of our time?' Het antwoord is kort en krachtig: de overgrote meerderheid van de westerse intelligentsia heeft zich laten omkopen in de jacht op status en cash, en dient nu braaf de macht.

Geen opmerkingen: