maandag 18 mei 2009

Ben Knapen van de NRC 9

Het is belangrijk te weten dat Ben Knapen nooit liegt. In tegenstelling tot opportunisten liegen conformisten nooit, ze hoeven zichzelf nooit geweld aan te doen. Dat is juist hun kracht. Ze kunnen zowel het fascisme dienen als het liberalisme, zonder dat ze ook maar 1 moment wroeging hebben over de consequenties van hun keuze.

'Case by case, we find that conformity is the easy way, and the path to privilege and prestige; dissidence carries personal costs.' Noam Chomsky.
Naar aanleiding van een stuk over Ben Knapen kreeg ik deze reactie:
Bert Erends zei

Belangwekkend stuk, nog afgezien van de persoon Ben Knapen. "Het zijn maatschappelijke elites, denkers, bestuurders, dominees en wat dies meer zij, die met hun interpretaties van de werkelijkheid het beeld [dat de samenleving hanteert] bepalen."
Stan, je verengt die elite tot die mensen die grote economische belangen bij die interpretaties hebben en ik vermoed dat je gelijk hebt. De media zijn een onderdeel van die interpretaties, van "de gangbare visie op de werkelijkheid en op de wereld". Hoe is dat met de politiek, de politici? Zijn ook de politici, net als de media, niet een onderdeel van "de gangbare visie op de werkelijkheid en op de wereld"?


Beste Bert,

Je hebt gelijk. Ik heb nog eens enkele feiten op een rijtje gezet die ik al eerder in deze weblog heb gegeven. Lees maar:

"The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country."Edward Bernays, Nephew of Sigmund Freud, Propaganda (1928)'

Bernays stelde het volgende: ‘If we understand the mechanism and motives of the group mind, is it not possible to control and regiment the masses according to our will without their knowing about it? The recent practice of propaganda has proved that it is possible, at least up to a certain point and within certain limits.' (Propaganda, 2005 ed., p. 71.) Hij noemde 'this scientific technique of opinion-molding the “engineering of consent”.'

Bernays was ervan overtuigd dat de rijken zich moesten concentreren op ‘regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.’ De Amerikaanse hoogleraar Noam Chomsky schreef over hem: ‘Bernays was drawing from his experience in Woodrow Wilson’s state propaganda agency, the Committee on Public Information. “It was, of course, the astounding success of propaganda during the war that opened the eyes of the intelligent few in all departments of life to the possibilities of regimenting the public mind,” he wrote. His goal was to adapt these experiences to the need of the “intelligent minorities,” primarily business leaders, whose task is “The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses.” Such “engineering of consent” is the very “essence of the democratic process,” Bernays wrote shortly before he was honoured for his contributions by the American Psychological Association in 1949. The importance of “controlling the public mind” has been recognized with increasing clarity as popular struggles succeeded in extending the modalities of democracy, thus giving rise to what liberal elites call “the crisis of democracy” as when normally passive and apathetic populations become organized and seek to enter the political arena to pursue their interests and demands, threatening stability and order. As Bernays explained the problem, with “universal suffrage and universal schooling,… at last even the bourgeoisie stood in fear of the common people. For the masses promised to become king,” a tendency fortunately reversed – so it has been hoped – as new methods “to mold the mind of the masses” were devised and implemented.’ Een dergelijke ‘engineering of consent´ was volgens Bernays juist de ´essence of the democratic process.´

Daarbij was ´controlling the public mind´ van eminent belang voor de rijken en machtigen om het volk in het gareel te houden en in de juiste richting te laten marcheren. Het belang van propaganda begreep ook Sam Zemurray, die uitgestrekte bananenplantages bezat in Midden Amerika. Eerder al had hij een staatsgreep in Honduras gefinancierd om de president ten val te brengen, aangezien die erop had gestaan dat de rijken belasting betaalden over hun grondbezit en zich ook nog eens de Hondurese wet zouden houden. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw werd Bernays door Zemurray ingehuurd om de democratische regering van Guatemala ten val te brengen omdat die van plan was grote stukken ongebruikt land van het concern van Zemurray, United Fruit, te confisqueren om het onder de arme boeren te herverdelen. Bernays adviseerde zijn client om ogenblikkelijk een mediahetze te starten. ‘I have the feeling that Guatemala might respond to pitiless publicity in this country,’ zo verklaarde hij later trots. Onder andere via een perscampagne werd de democratische regering afgeschilderd als communistisch. Tegelijkertijd werden prominente Congresleden bewerkt en tenslotte viel de regering dankzij een CIA-complot. Het gevolg was dat er een meedogeloze drie decennia durende oorlog burgeroorlog ontstond waarbij tenminste 200.000 doden vielen. 93 procent werd vermoord door het leger, de doodseskaders en andere door de VS opgeleide gangsters, aldus een officieel overheidsrapport.

'The corporate mass-media serve to divert the unwashed masses and reinforce the basic social values: passivity, submissiveness to authority, the overriding virtue of greed and personal gain, lack of concern for others, fear of real or imagined enemies, etc. “The goal is to keep the bewildered herd bewildered. It’s unnecessary for them to trouble themselves with what’s happening in the world. In fact, it’s undesirable — if they see too much of reality they may set themselves to change it.” — Noam ChomskyM.I.T. professor of linguistics prolific author & U.S. foreign policy critic What Uncle Sam Really Wants

Zonder de commerciele massamedia is onze parlementaire democratie ten dode opgeschreven. De Britse auteur John Berger schreef in zijn boek Stemverheffing: ‘Consumptie en communicatie zijn tegenwoordig verenigd in een diabolische vennootschap, en uit deze vennootschap bestaat datgene wat wij kennen als de media. Eerst en vooral vertegenwoordigen de media een economisch contract waardoor alles wat er in de wereld gebeurt wordt gekoppeld aan het mechanisme van de verkoop.'

In 1984 concludeerde de Amerikaanse historicus Marvin Olasky dat de grondlegger van de public relations-industie, Edward Bernays, in het begin van de twintigste eeuw 'een van de eersten' was geweest 'to realize fully that American 20th Century liberalism would be increasingly based on social control posing as democracy, and would be desperate to leran all the opportunities for social control that it could.' En de Amerikaanse historicus Stewart Ewen kwam in zijn studie PR! A Social History of Spin tot de slotsom dat al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw 'the mass media, dominated by commercial interests, would provide subservient channels through which as broad public might be schooled to a corporate point of view.'

Het was deze Edward Bernays, neef van Freud, die in zijn boek Crystallizing Public Opinion al in 1923 over en voor zijn rijke opdrachtgevers schreef: 'The minority has discovered a powerful help in influencing majorities. It has been possible so to mould the mind of the masses that they will throw their newly gained strength in the desired direction. Propaganda is the executive arm of the invisble government.' Het spreekt voor zich dat hij rijkelijk beloond werd voor zijn inzicht in 'the concious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses', dat een 'indispensable feature of democratic society' is geworden, zoals hij zelf het zo treffend omschreef. Vanaf toen wist de 'intelligent few', deze 'invisible wire pullers', zoals Bernays hen noemde, hoe ze 'continuously and systematically' de voorname taak van 'regimenting the public mind' het best konden uitvoeren. Als geen ander wist Joseph Goebbels hoe goed het werk van Bernays te gebruiken was, de nazi had Bernays' boek Propaganda onder handbereik in zijn werkkamer.

Edward Bernays, tesamen met andere vooraanstaande Amerikaanse intellectuelen, waarschuwde de elite al een eeuw geleden voor de gevaren van de democratie. Immers, op die manier konden grote groepen burgers een greep krijgen op hun eigen toekomst en deze ontwikkeling zou de macht van de elite drastisch beperken. In 1947 schreef Bernays een belangrijk artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent'. Bernays stelde daarin dat 'the engineering of consent is the very essence of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest.' Het zal duidelijk zijn dat die 'freedom' alleen in handen kan zijn van de machtigen en rijken, die de middelen hebben om die 'freedom' vorm en inhoud te geven. Voor alle duidelijkheid wees Bernays erop dat de gemiddelde Amerikaan 'has only six years of schooling... [Therefore] democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.'

Voor zijn baanbrekende wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de prestigieuze American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door Fortune. De redactie van dit tijdschrift stelde zonder enige ironie dat 'it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [ i.e. propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.'

In 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, schreef de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelt Lasswell, propaganda is 'the one means of mass mobilisation which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een hoog technologische massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten draaien is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Let wel, Lasswell was geen marginale figuur met wat maffe standpunten. Hij werd en wordt nog steeds alom bewonderd. Dit is wat de Nederlandse versie van Wikipedia over hem meldt:

'Lasswell was één van de meest creatieve en invloedrijke wetenschappers van zijn tijd.Door gebruik te maken van een scala van psychologische en sociologische methoden in een discipline die tot dan toe alleen gebruik maakte van historische, juridische en filosofische methoden werd Harold Lasswell de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en met name de politieke psychologie. Ook op het gebied van de communicatiewetenschappen heeft hij met zijn communicatiemodel een grote invloed gehad. Op het gebied van beleidsstudies was het Harold Lasswell die de richting aangaf met de omschrijving waaraan deze (toen) nieuwe discipline moest voldoen (multi-disciplinair, probleem oplossend, expliciet normatief).' Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Harold_Lasswell

Als een van de belangrijkste adviseurs van de politieke en economische elite verklaarde Lasswell dat propaganda onmisbaar was in een democratie omdat 'men are often poor judges of their own interests' en dus bewerkt moeten worden om zaken te steunen die ze normaal niet zouden steunen. De commerciele massamedia spelen in dit proces een doorslaggevende rol, dat was en is nog steeds de algemene opvatting van de toonaangevende westerse intellectuele elite. Ook de invloedrijke Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek mocht tijdens verkiezingen zijn stem geven aan - door coöptatie gekozen – beleidsbepalers en verder niets. Om dit proces mogelijk te maken en zo glad mogelijk te laten verlopen, moest de pers worden gebruikt. Zij was verantwoordelijk voor ‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van een regeringen die namens het volk besturen.’ Keer op keer onderstreepte Lippmann het belang dat journalisten de juiste ‘reflexen’ ontwikkelden en voldoende ‘geconditioneerd’ zouden worden waardoor ‘de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ kon worden ‘door de politieke machten.’ Hij besefte de propagandistische waarde van een gecontroleerde pers, die er diep van doordrongen is dat ze ‘moet… kiezen.’ Als lid van Wilson’s Commissie voor Publieke Informatie, speciaal in het leven geroepen om de oorlogspropaganda te coördineren, was hij erin geslaagd de sentimenten zo te bespelen dat de aanvankelijke brede oppositie tegen Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk als sneeuw voor de zon verdween.

Maar zoals gesteld, niet alleen Lippmann, die onder president Wilson als assistent van de minister van Oorlog diende, was zo negatief over de wenselijkheid van een echte democratie. Het was de heersende opvatting in brede kringen van de Amerikaanse elite. Zo verklaarde Robert Lansing, minister van Buitenlandse Zaken onder president Wilson, dat de grote massa van de bevolking ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was en dus via de pers in de juiste richting gemanipuleerd moest worden. En ook Reinhold Niebuhr, hoogleraar Praktische Theologie uit New York, de ‘officiële theoloog van het establishment,’ waarschuwde voor ‘de domheid van de gemiddelde mens… het proletariaat,’ die niet de rede volgde maar het geloof en daarom door de media gevoed moest worden met ‘emotioneel krachtige oversimplificaties,’ die dienden om de ‘noodzakelijke illusie,’ in stand te houden. De illusie dat de VS een echte democratie was, waarbij iedere burger in alle vrijheid de politieke koers van zijn land bepaalt, en de pers 'onafhankelijk' is. Dezelfde illusie dus die jij, Henk, tegen beter weten in, verspreidt. Volgens Niebuhr moet men ‘de verantwoordelijkheden van de macht onder ogen zien,’ zodat de ‘noodzakelijke illusie’ kon blijven bestaan. Die was noodzakelijk wilde de economische en politieke elite ongestoord haar werk kunnen doen, wat in de praktijk neerkwam op het uitbuiten en onderdrukken van het ‘proletariaat’ dat wereldwijd ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was. Het volk moest door de media gedisciplineerd worden en gedirigeerd, anders zou de westerse beschaving ten onder gaan, zo vreesde Niebuhr. Het resultaat van deze strategie is niet uitgebleven, want ondanks of beter nog dankzij de overvloed aan massamedia is de constatering van John Berger correct dat ‘er grote delen van de… arbeiders en middenklasse bestaan die zich niet helder kunnen uitdrukken als gevolg van de grootscheepse culturele deprivatie. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen ontnomen… Ze bezitten geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden ervaringen duidelijk maken.’ Een avondje televisie kijken en men weet wat Berger bedoeld. ‘Wat kan er, uitgezonderd halve waarheden, grove simplificaties of onbenulligheden, overgebracht worden aan dat halfgeletterde massale gehoor, dat… overal de voorstelling mag bijwonen?’ zo schreef de hoogleraar George Steiner, die aan Yale en Oxford doceerde.

Het is de voormalige hoofdredacteur van Trouw, en huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland, Frits van Exter, die het zo treffend verwoordde toen hij tegenover Extra, een tijdschrift dat de media kritisch volgde, onder de kop: 'De conditionering van de kudde' het volgende verklaarde: 'Lezers horen wantrouwend te zijn tegenover de media ... De aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd … door de politieke machten … Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek … Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag … Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt “ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,” dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij (sic) het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.'

6 opmerkingen:

Bert Erends zei

Stan, in je citaten is een paar keer sprake van "the invisble government". Hoe onzichtbaar is die regering?
De inmiddels overleden Duitse historica Renate Riemeck schrijft in haar boek, in Nederlandse vertaling: 'Midden Europa Balans van onze eeuw' (Leiden 1990) op basis van tsaristische archieven, over het bestaan van een Britse Vrijmetselaarsloge. Deze loge bestond uit "mannen uit het bedrijfsleven en uit de top van de financiële wereld, diplomaten en militairen" met in hun midden de prins van Wales, zoon van koningin Victoria en latere koning Edward VII. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw maakten zij zich zorgen om de macht van het Duitsland van Bismarck. Deze mannen smeedden onder leiding van de prins van Wales allianties tussen Engeland, Frankrijk en Rusland met steun van het Vaticaan, terwijl die vier (groot-)machten uiterlijk heel erg van elkaar verschilden en tegengestelde belangen hadden.
"Men moet niet over het hoofd zien, dat bijna alle Britse politici uit die tijd vrijmetselaar waren (bijv. Disraeli, J. Chamberlain, Salisbury, Balfour, Edward Grey, Churchill Senior [vader van Winston C.] ... en vele anderen. De politieke lijn van Engeland werd dus waarschijnlijk niet alleen in kabinetszittingen en parlementaire discussies besproken."
Woodrow Wilson loodste de VS WO I in. Wilson kwam met zijn 'veertien punten' met daarin onder andere: "Openbare vredesovereenkomsten, openlijk tot stand gekomen; daarna zullen er geen geheime internationale afspraken van welke aard dan ook zijn, maar zal diplomatie altijd openlijk en voor het aangezicht der volkeren te werk gaan." Wilson propageerde het 'zelfbeschikkingsrecht der volkeren' Propaganda, want in de praktijk handelde Wilson tegengesteld.
Aan het eind van WO II namen de VS de macht van Groot Brittannië over.
In Amerika waren en zijn veel politici lid van de geheime loge 'Skull and Bones' (zie hier op Wikipedia). Skull and Bones bestaat uit ex-studenten van de presitigieuze Yale-universiteit. In 2004 deden twee Skull and Bones-leden mee aan de presidentsverkiezingen: George W. Bush en John Kerry. Een win-win-situatie voor Skull and Bones.
Obama is niet lid van Skull and Bones. Maar zou het in het belang van het genootschap kunnen zijn dat Obama na het economische debacle van Bush orde op zaken stelt?

Sonja zei

Follow the money Bert, en dan vind je de invisible government. Clubs, loges, genootschappen, (en aanhangende complottheoriën) die zijn er altijd al geweest. Maar daarachter zitten de grootverdieners, de olie-industrie, de oorlogsindustrie, en natuurlijk ook de banken en verzekeringsmaatschappijen.

Hier een interessant stuk van John Pilger (2007), die stelt dat de media (propaganda) de invisible government vormen.

The power of this invisible government has grown. In 1983 the principle global media was owned by 50 corporations, most of them American. In 2002 this had fallen to just 9 corporations. Today it is probably about 5.

Bert Erends zei

Sonja, de media, moge inmiddels duidelijk zijn, zijn een machtsmiddel en niet de macht zelf. Ook de invisble government bestaat uit concrete personen en niet uit instituties.

stan zei

bert

the invisible government bestaat sinds de opkomst van de amerikaanse democratie uit bijvoorbeeld de 60 machtigste families van de vs, die met name in de negentiende eeuw fortuinen verdienden met olie, spoorwegen, metaal en banken. die zorgen generatie na generatie dat hun belangen veilig worden gesteld. ze vormen ongeveer 1 procent van de amerikaanse bevolking die tenminste 40 procent van de rijkdommen van het land bezitten. ze zijn net als de nederlandse oude rijken, onzichtbaar. de meeste families ken jij niet, en dat is ook de bedoeling. in tegenstelling tot de nieuwe rijken laten deze mensen het publiek niet hun rijkdommen zien. dat hoeven ze ook niet, ze weten zelf maar al te goed dat ze rijk zijn en de dienst uitmaken.

Unknown zei

Nou, de Nederlandse families staan gewoon openlijk op Wikipedia. Volgens mij staat "het blauwe boekje" ook wel online.
Kon ik in een oogopslag vaststellen hoe we ook alweer aan die wethouder Hekking van een Verhagen komen: famille..

stan zei

andre

namen kent men misschien wel, maar niet de mensen die erachter schuil gaan.en lang niet elke naam hoort erbij.
stan

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...