donderdag 5 februari 2009

Het Poldermodel 5

Voorafgaand aan de illegale westerse inval in Irak schreef ik voor het tijdschrift de Humanist:

'De verborgen hand van de markt zal nooit werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15,' zo omschreef Thomas Friedman het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. De vooraanstaande columnist van de New York Times voegde er tevreden aan toe: 'De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.' Op zijn beurt verklaarde een andere Amerikaanse strategische denker, Stephen Pelletiere: 'Het draait om de olie, maar u moet weten binnen welke context. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de olie van Irak fysiek moet bezitten, het is dat de Verenigde Staten het vruchtgebruik, de heerschappij over de olie moet hebben. Want als het die zeggenschap er niet over heeft, dan heeft het geen greep op OPEC en kan het de wereld olieprijs niet bepalen. Daarnaast: als de Verenigde Staten de Irakese olie niet beheerst, als de Irakezen er de heerschappij over hebben, dan zullen de Irakezen ervoor zorgen een regionale supermacht te worden en dat zal botsen met de Amerikaanse belangen in de Golf.' Met deze feiten als achtergrond voorspelde Pelletiere al meer dan een jaar geleden een Amerikaanse invasie van Irak. Als voormalig hoofd van de sectie Irak van de CIA en emeritus hoogleraar Nationale Veiligheid van het Army War College weet Pelletiere uit eerste hand wat de drijfveren zijn achter de Amerikaanse energie politiek. Centraal daarbij staat de snel toenemende Westerse afhankelijkheid van olie uit de OPEC-landen. Volgens de National Energy Policy Development Group van het Witte Huis, met aan het hoofd vice president Cheney, is sinds 1985 de Amerikaanse olie import verdubbeld en zal tegen 2020 tweederde van zijn benodigde olie moeten worden ingevoerd, waardoor 'de Golf de voornaamste focus van de internationale energiepolitiek van de Verenigde Staten [zal] zijn,' aangezien 'een aanzienlijke inkrimping van de wereldwijde olievoorziening onze economie ernstig zou treffen… onze buitenlandse- en economische politiek ingrijpend zou beperken.' In het kader daarvan sprak het Congres met generaal Tommy Franks, commandant van de Amerikaanse troepen in het Perzische Golf gebied, om vervolgens te concluderen dat het verschaffen van de 'toegang tot energiebronnen' in die regio zijn voornaamste taak is. Vooruitlopend daarop heeft de Verenigde Staten in de jaren negentig in acht olielanden militaire bases aangelegd.'

Deze informatie werd door de Nederlandse massamedia bewust verzwegen, omdat het volledig in tegenspraak was met de officiele propaganda die mijn collega's hier kritiekloos doorgaven. En nu dreigen de Nederlandse journalisten weer iets essentieels te verzwijgen. Om dat toe te lichten eerst even een inleiding. Ik schreef zes jaar geleden in hetzelfde artikel het volgende:

Hoe vitaal de onbelemmerde oliestroom uit dat gebied is blijkt uit de feiten. Tot het einde van de jaren zestig beheerste zeven Westerse concerns de hele aardolie industrie. Maar toen begon het ene na het andere olieproducerende land zijn aardolievoorraden te nationaliseren. Bovendien werkten ze steeds nauwer samen binnen de in 1960 opgerichte OPEC, met als gevolg dat zij de prijs van 's werelds meest vitale grondstof gingen bepalen. De consequenties van die machtswisseling werden in 1973 pijnlijk merkbaar toen na de Jom Kippoer Oorlog de Arabische OPEC-landen de prijs van een vat olie met zeventig procent verhoogden, waardoor de meeste Westerse naties in een economische crisis belandden. Inmiddels is -gezien vanuit het perspectief van de rijke industrielanden - de situatie nog meer verslechtert, aangezien de wereld olievoorraden binnen afzienbare tijd hun hoogtepunt bereiken en er van dan af aan steeds minder olie op aarde zal zijn. Een van de deskundigen die daarop wees is Kenneth Deffeyes, emeritus hoogleraar van de Princeton Universiteit, adviseur van de olie industrie en jarenlang werkzaam geweest op het onderzoekslaboratorium van Shell in Houston. Twee jaar geleden verscheen zijn boek 'Hubbert's Peak. The Impending World Oil Shortage,' waarin hij schreef over de oliegeoloog King Hubbert, die aan de hand van een door hem ontworpen model al in 1956 voorspelde dat de Amerikaanse olieproductie begin jaren zeventig zou pieken. De Verenigde Staten zou vanaf dat moment olie moeten gaan importeren. Zijn berekening kwam precies uit. Deffeyes constateert dat 'rond 1995, verschillende analisten de methode van Hubbert begonnen toe te passen op de wereld olieproductie, en de meesten van hen schatten dat het piekjaar voor de olie op aarde tussen 2004 en 2008 zal zijn.' Een conclusie die gedeeld wordt door Colin Campbell, afgestudeerd in Oxford en veertig jaar lang als exploratiegeoloog werkzaam geweest in de olie industrie, auteur van 'The Coming Oil Crisis.' Als gerespecteerd wetenschapper vroeg het Britse Lagerhuis hem in 1999 een lezing te geven over zijn vakgebied. Campbell waarschuwde de parlementsleden dat rond 2008 de aardoliereserves over hun hoogtepunt heen zijn en dat 'de productie dan haar onvermijdelijke… afname zal beginnen met ongeveer drie procent per jaar. Toenemende tekorten zullen ontstaan, landbouw en transport zullen ernstig getroffen worden. De wereldwijde markt zal aan een eind komen door hoge transportkosten.' Hij attendeerde zijn gehoor erop dat het vinden van nieuwe olievelden in de jaren zestig piekte en dat 'we nu maar één vat vinden voor elke vier vaten die we verbruiken,' met als resultaat dat de welvaart in ons deel van de wereld volledig afhankelijk wordt van de elf OPEC-naties, waar 77 procent van alle oliereserves liggen. Maar liefst 67 procent van die olie ligt in slechts vijf landen in het Midden Oosten. Campbell waarschuwde het Britse parlement dan ook dat binnenkort 'de landen in het Midden Oosten… beseffend dat ze geen competitie hebben, zich dan vrij voelen om veel hogere prijzen op te leggen… Ik vind het absurd dat het beheer over het uitputten van de wereldvoorraad van de meest belangrijke brandstof over wordt gelaten aan een paar feodale families in het Midden Oosten. De regeringen die de olie afnemen zouden zich moeten realiseren waar hun belangen liggen.'

Vanuit deze achtergrond is het Amerikaanse en Britse militaire optreden te verklaren. Kon de Verenigde Staten tot begin jaren zeventig nog zelf in zijn oliebehoefte voorzien, nu moet het al 55 procent importeren. Daarmee wordt 's werelds machtigste staat steeds afhankelijker van de OPEC landen, op Venezuela na alle naties met een overwegend islamitische bevolking. In 1998, tijdens het presidentschap van Clinton, bepleitte een groep neoconservatieven in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen. 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' De brief was ondertekend door de huidige vice president Cheney, de huidige minister van Defensie Rumsfeld, de huidige onderminister van Defensie Wolfowitz, de huidige onderminister van Buitenlandse Zaken Armitrage, benevens een aantal leidinggevende functionarissen uit de olie industrie, en tenslotte de voormalige onderminister van Defensie en huidige voorzitter van de Raad voor Defensiepolitiek van het Pentagon Richard Perle, die in 1996 samen met drie andere vooraanstaande joodse Amerikanen het rapport schreef 'A Clean Break: een Nieuwe Strategie voor het Veilig Stellen van het Rijk,' waarin toenmalig premier Netanyahu werd geadviseerd de Oslo Akkoorden te verwerpen en om de West Bank en Gaza onmiddellijk te annexeren. Daarnaast pleitte deze extremisten voor het elimineren van Saddam Hoessein als eerste stap op weg naar het omverwerpen van de regeringen van Syrië, Libanon, Saoedi Arabie en Iran. Kortom: de machtige olielobby en de pro-Israel lobby hadden elkaar gevonden in een gemeenschappelijk streven: het verwijderen van Saddam Hoessein. Niet omdat hij een schurk is, maar om enerzijds de olie te beheersen en anderzijds de Israëlische hegemonie over het Midden Oosten te handhaven, die alleen maar kan blijven bestaan zolang 'de nationale veiligheid' van de Verenigde Staten niet bedreigd wordt, dat wil zeggen: zolang het niet overgeleverd is aan de politiek van de islamitische olielanden. December 1999 verscheen het beleidsstuk 'Een Nationale Veiligheids Strategie voor een Nieuwe Eeuw,' speciaal geschreven voor het Witte Huis. In de introductie wordt meteen gedefinieerd hoe breed het begrip 'nationale veiligheid' is, namelijk 'de economische welvaart van onze samenleving,' waaraan wordt toegevoegd dat 'we zullen doen wat we moeten doen om deze belangen te verdedigen… gebruik makend van onze militaire macht unilateraal en resoluut.' Donald Losman, hoogleraar economie aan de National Defence University, die onder het ministerie van Defensie valt, constateerde dan ook dat 'Amerika bereid is om militaire macht te gebruiken om economische doelen te bereiken… Dergelijke motieven en rationalisaties… worden vandaag de dag aanvaard als onderdeel van onze eigen nationale veiligheidsstrategie. In het nationale veiligheids document van 1997 werd "de vrije stroom van olie" niet alleen als essentieel beschouwd, maar het moest ook nog tegen "redelijke prijzen" zijn.' Nog voor de aanslagen van 11 september 2000 schreef de Nationale Inlichtingen Raad, een coalitie van verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten in een nota dat als gevolg van de globalisering het terrorisme zal toenemen door de steeds breder wordende kloof tussen arm en rijk, waardoor spanningen en chaos zullen toenemen en geweld tegen de Verenigde Staten. De geheime diensten waarschuwen tevens dat Perzische Golf olie steeds belangrijker wordt en Amerika er daarom de heerschappij over moet hebben. Het probleem wordt steeds nijpender, want met slechts 4 procent van de wereldbevolking verbruikt de Verenigde Staten meer dan 25 procent van alle geproduceerde olie. Zie: http://home.planet.nl/~houck006/oorlogomolie2.html

Interessant op dit moment is de naam Richard Armitage, de toenmalige Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken. U zult die naam vaker tegenkomen. Hij is een van de dirty-job mensen van het Amerikaanse establishment en als zodanig niet alleen actief voor de Bush-bende. Het was deze Armitage die met Balkenende onderhandelde. Geheel in strijd met het poldermodeldenken deed Armitage zijn mond open, met als gevolg dit bericht in de NRC:
Premier weerspreekt beweringen Armitage
Den Haag, 31 jan. Er is geen verband tussen de benoeming van Jaap de Hoop Scheffer tot secretaris-generaal van de NAVO en de politieke steun van Nederland voor de Amerikaanse inval in Irak.
‘Steun Irak-oorlog hielp benoeming De Hoop Scheffer'
Dat heeft premier Balkenende gisteren gezegd na afloop van de ministerraad. Hij weerspreekt daarmee de opmerking van de voormalige Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, Richard Armitage. In een interview met de GPD-kranten zei Armitage donderdag dat de steun de benoeming van De Hoop Scheffer in september 2003 geholpen had.'
Zie: http://www.nrc.nl/binnenland/article2137771.ece/
Premier_weerspreekt_beweringen_Armitage
Dit is wat Wikipedia over Armitage meldt:

'Life after public service
There was some media speculation that President Bush would appoint him to a key security position such as Director of the Central Intelligence Agency, Director of National Intelligence or Defense Secretary. As of the start of July 2007, Armitage had not re-entered public service. On May 10, 2006, he was elected to the board of directors of the ConocoPhillips oil company.
In October 2006, Armitage lobbied – on behalf of the L-3 Communications Corporation, a company providing intelligence, surveillance, and reconnaissance products – some key people in the Taiwanese political circles regarding the possible sales of P-3C marine patrol aircraft to the ROC military. Those who received his personal letter included Premier Su Tseng-chang, President of the Legislative Yuan Wang Jin-pyng, and opposition People First Party leader James Soong. Armitage stated in the letter that he wished the Taiwan government would reconsider the purchase from Lockheed Martin, the dealer the United States government had designated.' Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Richard_Armitage_(politician)

Deze Armitage zou ook een rol hebben gespeeld in de zogeheten Plame Affaire. Het is duidelijk dat hij een klusjesman is, die werkt voor zowel de grote concerns als de diverse regeringen. Hij verkeert in de positie van een handelaar, iemand die kan kopen en verkopen, die iets te bieden heeft, boven zowel als onder de tafel, achter zowel voor de schermen, die tussen de diverse partijen in vrij kan manoeuvreren. Hij is een neoconservatief die de macht dient en wereldpolitiek maakt, die al in 1998 in een brief aan het Congres voor militair ingrijpen pleitte: 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' En dat geweld om zo de oliebelangen van de VS en het Westen veilig te stellen. Want daar ging en gaat het om bij de bezetting van Irak. En zeker ook voor Armitage, die na de inval in Irak gevraagd werd toe te treden tot de directie van ConocoPhillips oil company. Buitenlandse journalisten, ingevoerd in de materie, waren dan ook geenszins verbaasd toen het volgende bekend werd:

'In Biggest Oil Sale Ever, Iraqi Government to Put 40 Billion Barrels of Reserves Up For Grabs

By Terry Macalister and Nicholas Watt, The Guardian. Posted October 13, 2008.
BP, Shell and ExxonMobil are being given access to eight oil fields, which represent some 40 percent of Iraq's oil reserves. The biggest ever sale of oil assets will take place today, when the Iraqi government puts 40 billion barrels of recoverable reserves up for offer in London.BP, Shell and ExxonMobil are all expected to attend a meeting at the Park Lane Hotel in Mayfair with the Iraqi oil minister, Hussein al-Shahristani.'
Shell dus. En nu het poldermodel. Natuurlijk heeft De Hoop Scheffer in ruil voor Nederlandse steun aan de Bush-bende zijn positie bij de NAVO te danken. President De Gaulle wees er altijd op dat in de politiek geen vriendschappen bestaan, maar alleen belangen. En dus: voor wat hoort wat. Maar in hun onderhandelingen met Armitage zullen de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer en premier Balkenende natuurlijk niet alleen over baantjes hebben gesproken, maar ook over het belang van een greep op de olie in het Midden-Oosten. En wie zal dat belang beter hebben kunnen benadrukken dan de olieman Richard Armitage die al in 1998 in een brief aan het Congres schreef: 'We moeten voorbereid zijn om die macht te gebruiken om onze vitale belangen in de Golf te beschermen - en zonodig, moeten we helpen Saddam ten val te brengen.' Zeker nu we weten dat Armitage met De Hoop Scheffer en Balkenende over de NAVO-benoeming hebben gesproken, weten we dat er ook over de mogelijke betrokkenheid van deze organisatie bij gewapende conflicten in het Midden-Oosten is gesproken. Vergeet niet dat Armitage voor de economische en politieke macht werkt, en dus al zijn belangen op tafel zal hebben gelegd.

Al deze informatie is publiekelijk toegankelijk, alleen de Nederlandse massamedia verzwijgen deze feiten stelselmatig en zal deze informatie ook niet in een breder verband plaatsen, of in een context plaatsen zoals ik hier nu doe. Meer daarover in een volgend stuk.

Geen opmerkingen:

POLITICIANS? NO. MAD MEN!

  S.L. Kanthan @Kanthan2030 Western politicians are absolute clowns, but they have no self-awareness. “Iran’s actions are reckless!” Surpr...